“Zoveel mogelijk werkervaring en we vullen aan waar nodig”
Alena Coster
Cliënt
Wie denkt aan de Rehobothschool in Barneveld, legt misschien niet meteen een link met Adullam. Toch werken hier – naast onze KDC-collega’s – wel veertien zorgondersteuners van Adullam.
Het is woensdagmiddag en het schoolplein van de Rehobothschool in Barneveld – dat anders gevuld is met het geluid van spelende kinderen – ligt er verlaten bij. Tijd voor evalueren en rapporteren. Ook voor collega’s Willine van Os (meewerkend teamleider) en Martine van Varenkamp (zorgondersteuner). Al geeft het werk als zorgondersteuner vooral veel energie. Martine: “Dit werk past helemaal bij mij; ik vind het heerlijk. Het contact met de leerlingen en de collega’s, daar geniet ik van. De sfeer hier voelt gewoon goed. Je kunt hier eigenlijk nooit te gek doen. Het maakt hier niet uit. We zijn er voor iedereen!”
Martine is inmiddels drie en een half jaar werkzaam als zorgondersteuner van Adullam. Een hele afwisselende functie. “Zorgondersteuning is heel breed”, vertelt Martine. “Bij de Rehobothschool werken we binnen het onderwijs. Het doel is dat de leerling zoveel mogelijk meedraait met het onderwijs dat op de school wordt gegeven. Daarnaast krijgen ze zorg of begeleiding vanuit Adullam. Vaak gaat het om gedragsproblemen. Denk bijvoorbeeld aan een leerling die dingen niet goed overziet of concentratieproblemen heeft. Wij maken dan persoonlijke doelen voor hem of haar, in overleg met de orthopedagoog. Ook werken we samen met het klassenteam en nemen de leerkracht hierin mee. Een enkele keer zijn er leerlingen bij die ook zorg nodig hebben. Willine vult aan: “Het is dus niet alleen gedrag, maar bijvoorbeeld ook katheterisatie, sondevoeding of epilepsie. Dat is wisselend per schooljaar. Binnen het team wordt dan gekeken wie dat zou willen doen.” Resoluut voegt ze toe: “Mij moet je daar dus echt niet voor vragen!” Waarop Martine reageert: “En ik kom uit de zorg, dus ik vind het juist heel leuk. Dat stukje zorg, dat past mij wel. Zo vullen we elkaar aan.”
Willine werkt al zes jaar binnen de zorgondersteuning, waarvan vijf jaar als meewerkend teamleider. Willine: “De afwisseling vind ik ontzettend leuk. Meewerkend teamleider zijn betekent dat je ook nog binnen het team meedraait als zorgondersteuner. Ik doe het al vijf jaar met plezier.”
In de achterliggende jaren heeft Willine leerlingen zien gaan en komen, maar de succesverhalen blijven haar altijd bij. Ze denkt terug: “Ik ben zes jaar geleden begonnen met het begeleiden van een jongen die in een kleine ruimte de hele dag één op één begeleiding kreeg. Het lukte hem niet om te functioneren binnen de groep. Als hij naar het toilet moest, dan moest je hem aan zijn hand meenemen. Iedereen die hij onderweg tegenkwam, werd aangeraakt; op een leuke of op een niet zo leuke manier. We zochten naar de juiste manier om hem te begeleiden. Wat heeft hij nodig en hoe kunnen wij hem daarbij helpen? Nu zijn we een aantal jaren verder en kan hij tijdens eet-momenten bij de groep aansluiten. Bij de cognitieve vakken (zoals rekenen en taal) zit hij nog wel apart in een ruimte om rustig zijn werk te kunnen doen, maar daarnaast draait hij nu goed mee met het groepsprogramma. Als ik die ontwikkeling zie, vind ik dat gaaf. Daar doen we het voor.”
Een ander voorbeeld is van een jongen met het Syndroom van Down die steeds op de grond ging zitten omdat hij niet naar gym wilde. Willine: “Op een gegeven moment stelde de leerkracht voor om hem allebei bij een arm te pakken en hem samen mee te nemen. Misschien dat het zou helpen. De zorgondersteuner die bij de klas was aangesloten gaf aan het toch alsnog verbaal te willen proberen. Of desnoods naast hem op de grond te gaan zitten om te kijken wat er zou gebeuren. De leerkracht kon wel vast met de andere kinderen de gymles beginnen. Er was veel geduld nodig, maar de jongen stond uiteindelijk op en ze zijn samen naar gym gelopen. Dat soort dingen voelen echt als een overwinning. Je hebt wel vertraging opgelopen, maar dat is het voordeel van zorgondersteuning. De leerkracht kan al beginnen met de les en als zorgondersteuner voeg je later samen met de leerling in. Dat geeft het kind ook rust. Hij of zij weet, het gaat op mijn tempo.” Ze denkt even na en voegt dan toe: “Al moet je sommige kinderen stimuleren om zoveel mogelijk met de klas mee te doen. Daar leren ze ook van.”
Vanuit onze ASBM-visie werken we zoveel mogelijk aan het ervaren van het gewone leven. Of in dit geval: het hierop voorbereid worden. Martine geeft hiervan een voorbeeld: “Het dagprogramma is altijd heel duidelijk weergegeven in pictogrammen op het bord. Sommige leerlingen hebben daarnaast ook een eigen pictogrammenblad op hun tafeltje. Daar kunnen vakken op afgekruist worden als ze afgerond zijn. Soms draaien we wel eens bewust iets om. Dat geef je natuurlijk wel van tevoren aan. In het gewone leven verandert er ook wel eens iets. Daarom is het goed dit af en toe bewust te doen.” “Het kost vervolgens wat schakeltijd, maar dat mag ook. Het vraagt alleen wel om een goede voorbereiding en afstemming. Als ik iets zeg, is het belangrijk dat de juf hetzelfde zegt. Andersom geldt dat natuurlijk ook.” Willine: “Hardop communiceren is heel belangrijk in ons vak. Je bent als het ware de mond van het kind. Bijvoorbeeld als hij of zij een vraag heeft en je de spanning ziet opbouwen. Dan moet je toch de les onderbreken en zeggen: “Juf, hij of zij heeft een vraag, kunt u daar antwoord op geven? Dan kunnen we daarna weer verder met de les.”
Samenwerking met de leerkracht is dus heel belangrijk. Je stemt niet alleen dingen af, maar je vult elkaar ook aan. Martine: “Als zorgondersteuner ben je er voor een leerling die extra begeleiding nodig heeft. Je bent dus “extra”, naast de juf of meester en de onderwijsassistent. Dat is echt een voordeel tijdens de momenten dat een leerling vastloopt of schakeltijd nodig heeft. De leerkracht kan de klas draaiende houden, terwijl jij alle aandacht hebt voor het kind. En daarbij is het belangrijk dat wij een onvoorwaardelijke ondersteuning bieden aan de leerling. Er gebeurt veel op een dag en er zijn veel prikkels in de omgeving. Als ze dan van het ene vak naar het andere moeten – zoals via de gang naar de gym, zoals in het voorbeeld van Willine – dan zijn dat juist momenten dat het vast kan lopen. Dan ben jij als zorgondersteuner nodig. Als iets waar een leerling steeds in vastliep dan wél lukt, dan geeft mij dat voldoening. Dan voel je: daarvoor ben ik er. Het lukt echt niet altijd en het escaleert ook wel eens. Niet dagelijks hoor, maar wel met regelmaat. Dat is niet altijd leuk, maar het hoort er wel bij. Vaak is het van de leerling ook onmacht. Als zorgondersteuner is het jouw taak om het kind weer rustig te krijgen. Vanuit ASBM kijk je dan naar wat het kind nodig heeft en wat er onder de ijsberg zit.”
Willine: “De Rehobothschool maakt gebruik van Triple-C; de basis van ASBM. Dat sluit dus heel goed op elkaar aan. Al zijn wij wel meer gericht op het welbevinden van dat ene kind, terwijl de leerkracht meer de focus heeft op de hele groep. Dat schuurt wel eens, maar het maakt ook dat er hele mooie gesprekken op gang kunnen komen. Je leert van elkaar.” “Als het gebeurt dat een kind escaleert, heb je ook niet het gevoel dat je er alleen voor staat. Soms weet je het zelf ook even niet meer, dan kun je de juf inschakelen. Al is het maar door haar te vragen om mee te denken. Of door met elkaar te ruilen. Een ander gezicht wil soms wel eens helpen. Op dat soort momenten heb je elkaar nodig en heb je ook steun aan elkaar.”
Het verlenen van zorgondersteuning brengt ook uitdagingen met zich mee. De grootste puzzel binnen het team van zorgondersteuners ligt op het bordje van Willine: de roosters. Ze begint te lachen: “Ik probeer er ieder jaar voor te zorgen dat de collega’s niet té veel hoeven te rennen. Dat is wel een uitdaging, want de meeste leerlingen hebben niet voor de hele week zorgondersteuning, maar alleen bij bepaalde momenten. We stemmen onze ondersteuning helemaal af op de school.”
“Er zijn leerlingen die alleen bij bepaalde momenten zorgondersteuning nodig hebben. Dan heb je soms maar een half uur. Dat betekent dat je ook een hele korte tijd hebt om erachter te komen wat er gaande is in een klas en met de leerling zelf. Hoe zijn ze de dag doorgekomen? Daar heb je even tijd voor nodig, die je op dat moment eigenlijk niet hebt. Voordat je het weet is het half uur al bijna om.” Willine: “Bijvoorbeeld bij het koken. Een leerling met een glutenallergie heeft daar een-op-een begeleiding bij nodig. Op vrijdag bakken ze altijd iets lekkers voor bij de koffie – superleuk natuurlijk! Als zorgondersteuner voeg je dan voor een half uurtje in. Vervolgens roep je ‘eet smakelijk!’ en dan ben je weer weg. Dat moet echt bij je passen.”
Martine: “Het is al heel fijn dat we vaste werkdagen hebben, vind ik persoonlijk. Ik kom uit de thuiszorg, daar vergelijk ik het wel eens mee. In de thuiszorg ben je ook allemaal korte momenten bij mensen thuis. Voor mij is dat dus niet zo spannend. Je weet dat er ineens dingen kunnen veranderen. Nieuwe leerlingen, of leerlingen die door omstandigheden een tijdje weg zijn. Al blijf ik het liefst langere tijd aan een kind verbonden. Vooral als ik een klik met hem of haar heb. Je bouwt een relatie op, dat is heel waardevol. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor de leerling.”
Ieder jaar zijn er ook schoolverlaters die hun diploma in ontvangst mogen nemen. Willine: “De meeste leerlingen blijven hier tot hun achttiende. Daarna zijn ze niet meer leerplichtig. Vervolgens stromen ze vaak door naar bijvoorbeeld een werklocatie binnen of buiten Adullam. Per kind wordt gekeken wat passend is. Een stageperiode gaat hier vaak aan vooraf. Aan het einde van het schooljaar wordt er een moment georganiseerd waarbij de diploma’s worden uitgereikt aan de schoolverlaters. Dan mogen ze écht hun diploma in ontvangst nemen. Al is dat voor sommige leerlingen ook ingewikkeld. Die blijven dan binnen in het lokaal, bij de zorgondersteuner. Ook dan zijn we er. Op deze manier kunnen we het voor iedereen positief afsluiten.”